Het zorgbudget versus het defensiebudget
De balans tussen zorg, defensie en verantwoordelijkheid
De zorg versus defensie: een cruciale keuze voor Nederland
De Nederlandse uitgaven staan onder druk. Terwijl de defensiebegroting stijgt, klinkt de gedachte om budgetten te herbestemmen die vrijkomen door het afremmen van de zorguitgaven. Het lijkt een technisch debat, maar het raakt de kern van onze samenleving: hoe waarderen we zorg, en wat verstaan we onder veiligheid?
De druk op de zorguitgaven
De zorgsector staat structureel onder spanning. Niet alleen door de vergrijzing — de babyboomers die nu een beroep doen op zorg — maar ook door financieringsregels die de sector kwetsbaar maken.
Zorgverzekeraars moeten onder het Solvency II-regime voldoen aan kapitaaleisen die primair zijn ontworpen voor commerciële verzekeraars, niet voor maatschappelijke risicodeling. De regels verplichten zorgverzekeraars om forse buffers aan te houden, waardoor miljarden euro’s stilstaan die anders ingezet hadden kunnen worden voor innovatie of preventie. Of bovendien zelfs hadden kunnen renderen bij de juiste keuzes!
Daarbovenop leggen banken aanvullende solvabiliteitseisen op aan zorgverzekeraars — deels ingegeven door de strengere Basel-III/IV-richtlijnen — waardoor kapitaal minder vrij kan stromen naar waar de zorg het werkelijk nodig heeft. De ironie is dat we spreken over “zorgkosten” terwijl een aanzienlijk deel van de middelen vastzit in financiële zekerheden die niet ten dienste staan van de patiënt.
Vergrijzing en financieringsparadox
De babyboomgeneratie vraagt meer zorg dan enige generatie voor hen. Dat is geen keuze, maar biologie. De politieke reflex is echter boekhoudkundig: minder uitgeven aan zorg om elders ruimte te creëren. Maar wie het vraagstuk financieel doorrekent, ziet dat het zorgstelsel op lange termijn alleen houdbaar is als de productiviteit van zorg stijgt — niet als de budgetten dalen.
Defensie-uitgaven: een begrijpelijke, maar kostbare prioriteit
De realiteit van geopolitieke dreiging rechtvaardigt hogere defensie-uitgaven. Nederland heeft zich gecommitteerd aan de NAVO-norm van 2% van het BBP, oplopend naar 3,5% in 2035. Toch mogen we niet vergeten dat elke euro die in staal, munitie en infrastructuur wordt geïnvesteerd, een euro minder is in zorg, menselijkheid en sociale cohesie. Een sterk leger beschermt een land, maar een gezonde bevolking vormt het fundament ervan.
Een alternatieve weg: investeren in zorginnovatie
Waar defensie vooral inzet op hard power, kan de zorg haar toekomst veiligstellen via slimme technologie en protocolinnovatie. De inzet van telemonitoring is daar een voorbeeld van. Patiënten worden thuis gevolgd, waarbij sensoren vitale waarden continu registreren. Pas bij een EWS-signaal (Early Warning Score) wordt een arts gealarmeerd. Zo ontstaat een systeem waarin de arts pas handelt wanneer het echt nodig is — niet eerder, niet later. De zorg wordt daarmee precisie-gestuurd in plaats van reactief en op gewenning.
Daarnaast vraagt dit om herziening van medische protocollen: niet langer statisch, maar adaptief — mede vormgegeven door synergie tussen arts en algoritme. Technologie neemt waar, maar de arts duidt. Zorginnovatie is geen vervanging van mensen, maar een verlenging van menselijk beoordelingsvermogen.
Financiële en maatschappelijke winst
Een dergelijk model verlaagt structureel de zorgdruk én maakt het systeem financieel gezonder. De overheid kan deze beweging versterken door de kapitaaleisen van Solvency II te herijken op basis van maatschappelijke waardecreatie in plaats van enkel risicobeheersing. Een systeem dat investeringen in zorgtechnologie als risicoreductie erkent, zou miljarden euro’s kunnen vrijspelen.
Hetzelfde geldt voor de bancaire toetsing van zorgverzekeraars: banken beoordelen nu op solvabiliteit en liquiditeit, maar nauwelijks op de maatschappelijke return on investment. Juist die zou de sleutel kunnen zijn voor een houdbare zorgfinanciering die past bij de tijdgeest — niet defensief, maar toekomstgericht.
De vergeten wederdienst
Er schuilt een paradox in de huidige discussie. De generatie die nu de zorg nodig heeft, is dezelfde generatie die Nederland economisch heeft opgebouwd. Zij droegen de lasten van de heropbouw, van loonmatiging, van belasting voor publieke voorzieningen waarvan wij vandaag nog steeds profiteren. Nu, aan het einde van hun levensfase, wordt hun zorgvraag door sommigen gezien als te duur, te omvangrijk, te inefficiënt.
Dat wringt. Niet alleen financieel, maar moreel.
Wie de bijdrage van de babyboomers wegdenkt, doet alsof onze welvaart spontaan is ontstaan. De juiste vraag is daarom niet hoeveel zorg zij nog mogen vragen, maar hoe verantwoord wij ermee omgaan in een samenleving die mede door hen mogelijk is gemaakt.
Ethisch gezien is het uitkleden van zorg aan deze groep geen bezuiniging, maar een vorm van historisch geheugenverlies. Dat betekent niet dat alles onbeperkt moet — de zorg moet doelmatig zijn — maar de grondtoon moet respect en wederkerigheid zijn, niet vermoeidheid of economische kortzichtigheid.
Van terugkijken naar vooruitzien
Echte rechtvaardigheid ligt in het vinden van nieuwe balans:
"een systeem dat ouderen niet ziet als kostenpost, maar als bron van ervaring, en waarin technologie de menselijke zorg versterkt in plaats van vervangt."
De zorg mag niet worden afgewogen tegen defensie alsof het communicerende vaten zijn. De veiligheid van een samenleving rust net zozeer op wapens als op welzijn.
Een samenleving die haar ouderen verzorgt, onderhoudt haar morele kompas — en dat is óók nationale veiligheid.
Conclusie: de balans van verantwoordelijkheid
Nederland staat op een kruispunt van generaties. De ene generatie verdedigt onze toekomst, de andere belichaamt ons verleden. Het is onze taak om daar een waardige brug tussen te slaan.
Zorg en defensie zijn geen rivalen, maar beide uitingen van verantwoordelijkheid. De een beschermt het lichaam van de samenleving, de ander haar ziel. En juist die ziel vraagt dat we zorgvuldig omgaan met degenen die dit land ooit opbouwden — niet als gunst, maar als vanzelfsprekende wederdienst.